“Ik zat in de oorfauteuil en dacht aan de kunstzinnige avondmaaltijd die ik, tegen mijn zin, had aangenomen, en die ik nu toch, volkomen zinloos, moest uitzitten.”
– Thomas Bernhard, Houthakken
Thomas Bernhard geldt als een van de scherpste, meest onverbiddelijke stemmen van de 20e-eeuwse literatuur. Met zijn roman Houthakken (Holzfällen, 1984) leverde hij een werk af dat niet alleen in zijn oeuvre een centrale plaats inneemt, maar ook in de literaire geschiedenis van de moderne roman. Het is een boek dat tegelijk wordt bewonderd en verafschuwd, niet in de laatste plaats omdat het op briljante wijze balanceert tussen roman en essay, satire en bekentenis, kunstkritiek en zelfportret.
Bernhard schreef Houthakken in een periode waarin hij al naam had gemaakt als de meester van de monologische stijl. Zijn romans, opgebouwd uit lange, obsessieve zinnen, lijken eerder gedachtestromen dan conventionele verhalen. Houthakken past perfect in dit patroon: een avond in Wenen, tijdens een zogenaamd ‘kunstzinnig avondmaal’ (ironische toon), vormt het decor waar de verteller, zwijgend in een stoel, zijn gasten observeert en hen in een eindeloze stroom van kritiek en bitterheid fileert.
Een ontmaskering van culturele hypocrisie, extreem ironisch opgeschreven. Sterker nog: na de publicatie probeerde een oude vriend van Bernhard, de componist Gerhard Lampersberg, de roman via de rechter te verbieden, omdat hij zichzelf herkende in de geportretteerde gastheer. Een Oostenrijkse rechtbank verbood het boek tijdelijk, wat de reputatie van Bernhard alleen maar versterkte.
De kunstwereld is een saaie, verstofde plek
Bernhard verweeft kunstkritiek op unieke wijze in literaire vorm. De hele roman beslaat één diner. Het diner waar de verteller aanwezig is, wordt bevolkt door kunstenaars die in zijn ogen hun authenticiteit hebben verloren. Hij hekelt hun oppervlakkigheid, hun conformisme en hun eindeloze zelfrechtvaardiging. Daarmee zegt Bernhard niet alleen iets over dit gezelschap, maar over de kunstwereld als geheel. En alles doet hij in lange, indrukwekkende zinnen, die eigenlijk vrij natuurlijk aanvoelen. De zogenaamde ‘stream-of-consciousness’-techniek wordt hier tot in het extreme genomen.
Zuivere kritiek in romanvorm
Houthakken is verwant is aan literaire tradities van kritische satire. Denk aan Gogols ‘Dode Zielen’ en de grootste feesten uit Dostojevski’s roman.
Ook echoot het boek de anti-burgerlijke kritiek van Thomas Mann in de Bruddenbooks, en zelfs de absurdistische vervreemding van Kafka. Je kunt als lezer de vergelijkingen zo gek maken, als je wilt.
Toch is deze roman toch moeilijk te vergelijken met literaire tegenhangers. Bernhard gebruikt niet het zuivere plot of de allegorie, maar kiest voor directe verbale afrekening (ondertitel: een afrekening). Een één-op-één tekst met kritiek.
“Bernhards zinnen zijn als houthakken: elke slag splijt, ontmaskert, legt bloot wat verborgen lag onder lagen van culturele verfijning.”
–W.G. Sebald, Campo Santo (2003)
“Waar anderen metaforen gebruiken, gebruikt Bernhard de hakbijl. En dat is precies waarom zijn romans zo’n verpletterende indruk achterlaten.”
–Le Monde (1985)
